terug naar De opdracht
OPERATIE SOUTHERN BREEZE
(13 Augustus 1990 - 19 Augustus 1991)
2 Augustus 1990 : Invasie van Koeweit door Irak
 

De Belgische regering verklaart zich bereid tot deelname aan de militaire interventiemacht in de Perzische Golf. De Belgische deelname vindt plaats in het kader van resoluties van de Verenigde Naties.

Voor deze operatie kan de commandostructuur van het Atlantisch bondgenootschap niet gebruikt worden omdat de juridische condities niet vervuld zijn : enerzijds maakt geen van de aangesloten leden het voorwerp uit van een aanval en anderzijds speelt het conflict zich af buiten de geografische grenzen van de NATO-zone.

Verschillende Europese regeringen gaven blijk van een sterke terughoudendheid om hun schepen onder Amerikaans commando te plaatsen, vandaar dat de WEU (Westeuropese Unie) het beste alternatief was om de maritieme operaties, gevoerd door de Europese marine, te coördineren.

Bijgevolg opereerden onze schepen onder nationaal operationeel commando uitgeoefend vanuit ZEEBRUGGE door het Commando Marine Operaties (COMOPSNAV). De operationele controle daarentegen werd gedelegeerd aan de Admiraal voor de Indische Oceaan (ALINDIEN - FRANKRIJK, dat door de WEU de leiding over deze operatie kreeg toevertrouwd). Op 13 augustus 90 beslist de regering om een mijnenbestrijdingsflottielje naar de Middellandse Zee te sturen en op 06 september 9O neemt ze de beslissing om de flottielje in te zetten in de Perzische Golf.

Dit flottielje bestaat uit het Commando en Logistiek Steunschip ZINNIA en de Tripartite mijnenjagers IRIS en MYOSOTIS. De eerste mijnenbestrijdingsoperaties beginnen op 23 september 90 in de Golf van OMAN. Op 06 september 90 beslist de regering de ontplooiing van een fregat in de crisiszone. WANDELAAR vertrekt naar de operatiezone op 04 oktober 90 en begint met controleoperaties op het embargo ter hoogte van " BAB EL MANDEB " op 17 oktober die zullen duren tot 14 januari 91.

Op 17 januari 91 begint de operatie DESERT STORM. Het Belgische mijnenbestrijdingsflottielje vaart de Perzische Golf binnen onder coördinatie van de WEU (Westeuropese Unie).

Op 19 januari 91 lost het fregat WIELINGEN de WANDELAAR af.

Op 27 februari 91 beslist de regering om een derde mijnenjager, de DIANTHUS, naar de Perzische Golf te sturen.

Na de ondertekening van de wapenstilstand worden de ontmijningsoperaties ter hoogte van KOEWEIT uitgevoerd vanaf 04 maart.

Het Belgische mijnenbestrijdingsflottielje wordt versterkt door de Nederlandse mijnenjagers HAARLEM, HAARLINGEN, ZIERIKZEE evenals de Franse mijnenjagers L'AIGLE, CASSIOPEE,ORION, PEGASE, PLUTON, SAGITTAIRE die vergezeld worden door het bevoorradingsschip LOIRE.

Bij beslissing van de WEU, vertrouwt de Admiraal voor de Indische Oceaan (ALINDIEN) het taktische commando van de Belgisch-Nederlandse mijnenbestrijdingsflottielje en de coördinatie van de Nederlandse groep aan BELGIE toe.

Het laatste Belgische schip verlaat de Golf op 14 juli 91. Onze mijnenbestrijdingsschepen hebben de ontdekking en de vernietiging van 280 mijnen op hun actief. Hiermee plaatst BELGIE zich aan het hoofd van de naties die deelnamen aan de mijnenbestrijding tijdens de tweede Golfoorlog.

Onze fregatten hebben 3.168 handelsschepen ondervraagd en 28 onderzocht. Ze realiseerden aldus het dubbele van het gemiddelde aantal uitgevoerde controles door eenheden van de WEU in het kader van de controle op het embargo. Het fregat F910 WIELINGEN voegt daar nog de redding aan toe van 25 schipbreukelingen tijdens 2 reddingsacties.

Tijdens deze operatie, die een jaar heeft geduurd, hield de Marine permanent 5 schepen in de crisiszone, wat neerkomt op een inzet van 1.234 bemanningsleden op 11.OOO Km van hun thuishaven.

 
foto Belgische Marine
-
BELGIAN. NAVY
-
http://www.mil.be/marinecomponent
terug naar De opdracht